Sinds 2014 heeft Amsterdam nog één centrale raad. Dat is erg weinig, betoogt Bart Cosijn in een opniniestuk. Hoe kan democratie het beste van, door en voor inwoners zijn?

Dit opinieartikel stond op 12 januari 2016 in Het Parool.

In redelijke stilte heeft de gemeenteraad op 25 november ingestemd met een evaluatie van het zogenoemde bestuurlijk stelsel van de stad. Onder leiding van de voormalige Nationale Ombudsman, Alex Brenninkmeijer, gaat daarvoor een commissie aan de slag. Dat is goed nieuws, maar een discussie over onze democratie is niet zonder politieke valkuilen.

Logo Het ParoolDe benaming ‘bestuurlijk stelsel’ is een wat cryptische omschrijving. Die staat voor de manier waarop de stad wordt bestuurd en alles wat daarbij komt kijken, zoals verkiezingen, een gemeenteraad, wethouders, een burgemeester, bestuurscommissies en ­­natuurlijk de inwoners.

Tot 2014 had Amsterdam nog stadsdelen met zelfstandige bestuurders, stadsdeelraden en eigen budgetten. In opdracht van Den Haag moesten de stadsdelen in Rotterdam en Amsterdam worden uitgekleed. Deze stad koos voor een lastig compromis: wel verkiezingen per stadsdeel, maar de nieuwe bestuurscommissies krijgen hun democratische legitimiteit van ‘boven’, van de centrale gemeenteraad en het college.

Daar waar de afschaffing van de deelraden nog leidde tot veel ruzie en trammelant in de gemeenteraad en tussen het college van b. en w. en het kabinet, is de instelling van Brenninkmeijers commissie redelijk geruisloos gegaan.

Zwaargewicht

Wat opvalt is de keuze van het college voor Brenninkmeijer, een zwaargewicht en kritisch volger van de overheid. Onze democratie moet innovatief worden met ‘meer diversiteit,’ zei hij afgelopen september in het tv-programma Buitenhof.

Voorzichtigheid is wel geboden. De argumenten die het kabinet gebruikte voor aanpassing van de lokale democratie gingen vooral over efficiëntie en kostenbesparing en nauwelijks over de democratie zelf. Als het debat in de gemeenteraad zich straks vooral toespitst op de vraag of de bestuurscommissies wel of niet moeten voortbestaan, doet dat geen recht aan de veelzijdigheid van democratie in de stad.

De vraag is: welke democratie is nodig voor welke schaal?

In Nieuw-West wonen bijna 140.000 mensen; daarmee is het qua inwonersaantal groter dan Maastricht en net iets kleiner dan Den Bosch. Ook het kleinste stadsdeel, Zuidoost, is nog altijd groter dan Roosendaal. Allemaal gemeenten met een volwaardige gemeenteraad.

De vraag voor Amsterdam is: op welke schaal is welke vorm van democratie nodig zodat ze echt van, door en voor de inwoners kan zijn? Alleen één centrale raad is erg karig voor deze gemeente.

Er is een redelijke kans dat bij de volgende verkiezingen voor deze raad het opkomstpercentage tot onder de vijftig procent zal zakken. Met meer campagnes voor opkomst­bevordering gaan we de boel niet oplappen. Het goede nieuws is dat democratie veel meer is dan de formele kant van verkiezingen, politieke partijen en collegeakkoorden.

Broederschap

Democratie gaat ook, en misschien wel vooral, over vrijheid, gelijkheid en broederschap. Dit zijn menselijke eigenschappen die we elke dag oefenen. Bij de opvang van vluchtelingen, zorg voor onze naasten, bijdragen aan onze buurt en discussies over ons welzijn.

Om inwoners opnieuw te betrekken, wordt op verschillende plekken in Nederland geëxperimenteerd met andere vormen van democratie. Ook in Amsterdam. Veel van deze experimenten zijn klein van schaal en moeten hun impact nog bewijzen. Maar ze zijn een niet meer dan logisch verschijnsel. Willen we ons bestuurlijk stelsel bij de tijd brengen, dan moeten we serieus naar deze vormenrijkdom durven kijken. Daar kunnen nuchterheid, een afgewogen advies en moed bij raadsleden om elkaar niet om partijpolitieke redenen in de haren te vliegen, zeker bij helpen.