Mensen die tijdens bijeenkomsten een vraag stellen vallen grofweg in twee categorieën uiteen: zij die zelf iets willen leren. En zij die hopen dat anderen iets leren. Dat geldt in een volle congreszaal maar ook thuis in de verjaardagskring. Hoewel het misschien lijkt dat de eerste groep egoïstisch is en de tweede altruïstisch, is het vaak precies omgekeerd. Waarom? Dat zal ik proberen uit te leggen.

Wanneer mensen in een publieke setting bij elkaar komen gaan ze hun gedrag, gewild of ongewild, sterk op elkaar afstemmen. Sommigen komen tot leven; ze genieten van de aanwezigheid van medemensen. Anderen worden juist zenuwachtig, want ze voelen vele ogen op zich gericht. Een derde groep houdt van de anonimiteit in de massa en positioneert zich graag als een vlieg op de muur. Zodra iemand het woord neemt om een vraag te stellen, worden deze onderlinge verschillen zichtbaar. Je komt er dan snel achter hoe hij of zij de andere aanwezigen ziet.

Is de vraag een open vraag? Dan representeert de groep voor hem of haar vooral collectieve denkkracht. De vragensteller wil graag zelf iets weten of onderzoeken. Of ziet een belangrijke vraag die naar zijn of haar overtuiging gesteld moet worden. De aanwezigheid van anderen biedt de kans om tot een zinvol antwoord te komen. Is de vraag gesloten, gericht op controle? Dan is de groep een massa die in beweging kan komen, bijvoorbeeld voor een politiek doel. Slechts enkele antwoorden zijn mogelijk en de aanwezigen worden uitgedaagd om stelling te nemen, hardop of in gedachte. Is de vraag retorisch, en dus geen echte vraag, dan bestaat de massa voor de vragensteller vooral uit potentiële klanten. Mengvormen tussen deze drie zijn uiteraard mogelijk.

Wat betekent dit?

Mensen die hun persoonlijke nieuwsgierigheid als uitgangspunt nemen voor hun positionering in een groep, laten zich vaak niet erg leiden door de dynamiek binnen deze groep. Ze gaan bij hun eigen hoofd naar binnen en werken daar hard om chocola van de inhoud te maken. Voor het collectieve leerproces is hun houding van grote waarde. Wanneer zij een vraag stellen maken ze een actieve verbinding tussen hun persoonlijke denkkracht en die van de andere aanwezigen. Mensen gaan samen nadenken aan de hand van het voorwerk van één van hen.

Echter, dit zijn mensen die meestal niet als eerste hun hand op steken en daarom regelmatig worden overgeslagen. We zijn niet slim genoeg om onze collectieve domheid te onderkennen. Daarom zijn veel publieke bijeenkomsten zo onbevredigend: we voelen de potentie om samen iets te leren, om vooruit te komen, alleen lukt het ons niet. Opnieuw was onze samenkomst vruchteloos. Dan maar een borrel.

We zijn niet slim genoeg om onze collectieve domheid te onderkennen.

De mensen die wel aan het woord komen zijn diegenen die hun wijsheid maar al te graag willen delen. Zij vertellen verhalen of houden pitches. De toehoorders voelen zich geïnspireerd en luisteren aandachtig. Of ze laten het over zich heen gaan en zijn als mul zand dat langzaam meebeweegt onder overslaande golven. En natuurlijk, mensen die mooie, persoonlijke, breekbare verhalen kunnen vertellen zijn goud waard. Ze bieden anderen een kans om zich in hun perspectief te verplaatsen en het empatisch vermogen in zichzelf aan te spreken. Dit soort gelegenheden doen zich helaas maar weinig voor.

Te vaak hebben woordnemers, verhalenvertellers, of diegenen die hen een podium bieden, bijbedoelingen. Toehoorders zijn namelijk in potentie altijd consumenten van een idee, een product, een dienst. Of zijn te verleiden tot gedragsverandering. Echter, veel mensen hebben een hartgrondige hekel aan ongevraagd in zo’n rol te worden gedrukt. Die verkoper op straat kan je met behendig oversteken en wegkijken nog wel ontwijken. Eenmaal op stoel x in rij y is er geen ontkomen aan. Het publiek applaudisseert vervolgens voor zichzelf: ‘Hè, hè, blij dat dit voorbij is.’

Daarom mijn oproep: bied ruimte aan zoekende vragenstellers die hun eigen nieuwsgierigheid als uitgangspunt nemen. Openlijke twijfel is de bron van alle kennis. Een egoloze vraag is een vraag die ontspringt, zonder dat de steller zich laat afleiden door het publieke effect ervan. Juist dan is de kans groot dat anderen dezelfde vraag hadden en blij zijn dat deze ook namens hen wordt gesteld. In dat geval is de gezamenlijke interesse in het antwoord maximaal.