Een democratie kan niet bestaan zonder levendig publiek debat. Online laten we onze tegenstanders graag alle hoeken van de digitale kamer zien. Maar iemand in de ogen kunnen kijken waar je het hartgrondig mee oneens bent is van niet te onderschatte waarde. Met het stopzetten van de subsidie voor drie debatcentra in Amsterdam dreigt deze stad Rotterdam achterna te gaan. De kwaliteit van publiek debat in Nederland komt zo verder onder druk.

Een ingekorte versie van deze tekst stond 13 augustus 2016 in Het Parool

TEGENMACHT

Een stadsbestuur moet haar eigen tegenmacht durven organiseren. En dat is soms tegennatuurlijk. Vier jaar geleden schafte de Rotterdamse gemeenteraad één van haar twee instellingen voor debat af. Die politiek ‘heeft een weinig verheffende opvatting van de rol van debat in de democratie,’ foeterden Marguerite van den Berg en Willem Schinkel in NRC Handelsblad. De tragiek is dat met het sluiten van debatcentra een stad in haar eigen democratische voet schiet.

Met sluiten van debatcentra schiet een stad in haar eigen democratische voet.

Achterbannen van politieke partijen slinken en alleen voor landelijke verkiezingen gaat een ruime meerderheid stemmen. Dit werkt twee kanten op. Voor politici is het steeds lastiger hun beslissingen te verantwoorden. En inwoners, ondernemers en belangenorganisaties hebben moeite om hun plannen en ideeën onder de aandacht van hun vertegenwoordigers te brengen. Het gemeentebestuur is ‘veel te politiek’ noemde Alex Brenninkmeijer als een belangrijke oorzaak hiervoor. Het onderlinge partijpolitieke spel overschaduwt de vertegenwoordigende rol. Brenninkmeijer evalueerde het bestuurlijk stelsel van Amsterdam, in opdracht van het gemeentebestuur.

RUIMTE VOOR ERGERNIS

Omdat volksvertegenwoordigers en hun partijen minder en minder zelf in staat zijn om breed maatschappelijk debat te organiseren, heeft politieke besluitvorming een steeds smallere basis. Daarom is er een groeiende noodzaak aan alternatieve plekken voor debat en opinievorming. Debatcentra zijn plekken waar we kwaad kunnen worden, als we ons niet gehoord voelen, steun zoeken voor onze standpunten of andere vurig proberen te overtuigen. Soms zitten we op de achterste rij en ergeren we ons tot we verontwaardigd het woord vragen. Of we sluipen bij de borrel naar een spreker aan de bar: ‘U ziet het echt helemaal verkeerd!’ De grootste tegenstanders hebben elkaar hard nodig om hun punt te maken. Maar omdat onwelgevallige meningen elkaar doorgaans niet opzoeken, hebben debatcentra armslag nodig om elke keer weer een zo divers mogelijk publiek bij elkaar te brengen.

Er is een groeiende noodzaak aan alternatieve plekken voor debat en opinievorming.

Daarom zou het goed zijn het oude idee dat subsidie geven links is en schrappen rechts, los te laten. Een dag nadat het Amsterdams Fonds voor de Kunst haar subsidietoekenning voor de periode 2007–2020 bekend maakte, ging Johnny Quid van het blog Geen Stijl er met gestrekt been in: “Al deze grien-instellingen hebben al die tijd één ding niet door gehad: dat subsidie geen gezonde vervanger is voor betalende bezoekers.” Maar sommige reaguurders gingen daar niet zo makkelijk in mee. Voorbeeldigeverwijt Quid ‘gebrek aan nuances’ en neemt het op voor Pakhuis de Zwijger in Amsterdam: “[voor] een interview met Ploumen over TTIP kun je wel geld voor vragen, maar dan komt er geen hond.” Bij De Zwijger zijn bijna alle programma’s gratis toegankelijk.

90% VOORBEREIDING

De meeste debatcentra heffen wel entree, al is die nooit kostendekkend. Andere inkomsten zijn noodzakelijk om de prijs betaalbaar te houden. Anneke Groen, voormalig directeur van De Rode Hoed zegt in het boek Vrijplaats aan de gracht: “Het is een misverstand te veronderstellen dat je een paar mensen met stevige meningen tegenover elkaar kunt zetten en dat je dan klaar bent. Negentig procent is voorbereiding.’ Een goed en fair debat heeft vakmensen nodig, zoals programmeurs, technici, barpersoneel en gespreksleiders. Dat geldt voor een debat over toeristendruk net zo als voor een avond over tuinieren in de stad. Ook de moderatoren van Geen Stijl moeten soms flink in reacties snijden om de discussie op niveau te houden, zonder mensen bij voorbaat uit te sluiten. Paul Scheffer zegt in datzelfde boek, na aanleiding van de vele debatten die hij voerde over zijn essay ‘Het multiculturele drama’: “Het haalt de spanning uit de lucht als mensen weten: daar is die schoft en nu kunnen we wat terugzeggen. Dat is de kracht van publiek debat.”

Steden hebben zaaltjes nodig waar we ons boos kunnen maken en in de ogen kijken, gebouwen met open deuren en verse koffie.

CONDITIE BEWAKEN

Debatcentra zijn als uiterwaarden. In rustige tijden grazen er koeien op hun groene grasvlaktes. Maar zodra het gaat stormen bieden ze ruimte aan kolkend water tussen stevige dijken. In deze tijd stromen de zalen, debatcentra en buurthuizen vol met gepassioneerde, bezorgde of boze mensen. We maken ons zorgen over vluchtelingenopvang, handelsakkoorden of privacy, en zoeken daarom het debat op. Via sociale media kunnen we ons drempelloos uiten maar deze leiden ons ook naar digitale eilanden van gelijkgestemden. Dus, steden hebben zaaltjes nodig waar we ons boos kunnen maken en in de ogen kijken, gebouwen met open deuren en verse koffie. Elke dijkgraaf weet dat je de conditie van dijken continue moet bewaken. Voor debatcentra geldt dat net zo. Eén blik op de maatschappelijke buienradar, en je weet genoeg.